- praatje
- {{praatje}}{{/term}}1 [gesprek] causette 〈v.〉2 [woorden] propos 〈m., meervoud〉3 [gerucht] rumeur 〈v.〉4 [causerie] causerie 〈v.〉5 [meervoud][kapsones] ±bagou 〈m.〉♦voorbeelden:1 met iemand een praatje maken • faire un brin de causette avec qn.2 praatjes verkopen • baratiner〈figuurlijk〉 zonder (veel) praatjes • sans beaucoup de mots〈spreekwoord〉 praatjes vullen geen gaatjes • les grands diseurs ne sont pas les grands faiseurs3 er gaan vreemde praatjes over haar • on raconte des choses bizarres sur ellehet praatje gaat, dat … • on dit que …aanleiding geven tot praatjes • faire jaser4 een praatje houden voor de radio • parler à la radio5 praatjes hebben • être fort en gueule¶ dat is een praatje voor de vaak • 〈onbetekenend geklets〉 c'est parler pour ne rien dire; 〈smoesjes〉 ce ne sont que des bobards
Deens-Russisch woordenboek. 2015.